Maandag 24 september Met de bus gingen we van Shanghai naar de 'hemel op aarde', Hangzhou. Onderweg kruisten we zeker een tiental rivieren en kanalen en bijna overal zag je scheepvaart. De huizen in deze streek hadden allemaal een soort serre van blauw glas op het dak of rare, glanzende bollen die me aan de piek van een kerstboom deden denken. Volgens John waren het boerderijen en diende de lichtkoepel op het dak als een soort extra verdieping om de bouwverordening, dat ze maar 3 verdiepingen hoog mochten zijn, te omzeilen. Het leken ons allemaal kolossale huizen, waar minstens een hele familie in kon wonen. Mooi kon ik ze niet vinden. Door hun pastelkleuren, balustertjes en balkonnetjes leken het net Amerikaanse poppenhuizen. Onder leiding van de volgende lokale gids, inmiddels deed ik geen moeite meer hun namen en het aantal inwoners van hun stad te onthouden, bezochten we een theeplantage. Hij bracht ons niet naar een idyllisch plekje in de heuvels, waar theepluksters met rieten hoeden de fijnste knopjes selecteerden, maar naar een paar theestruikjes in de berm tegenover een grote winkel die eufemistisch 'theemuseum' werd genoemd. We vernamen dat er wel 16 keer per jaar geoogst wordt, maar dat de voorjaarsthee de beste kwaliteit heeft. Binnen zat een oude man, de theemeester, die de groene blaadjes langs de wanden van een enorme 'wok' rondschoof. Hij was de thee aan het drogen, iets wat drie keer moet gebeuren op achtereenvolgens 120, 100 en 80 graden. Zijn handen waren dan ook zo heet dat je ze niet vast kon houden, volgens de mensen die het probeerden. Zijn handen en de schaal waren ingesmeerd met theeolie, een spoortje hiervan zie je later in je kopje thee drijven. In een grote zaal kregen we een theedrink-demonstratie, ceremonie kon je het niet noemen. Iedereen kreeg een glas met daarin ongeveer 1 gram thee en een bodempje water van 85 graden. De thermoskannen hadden we al zien staan. Als het water te heet is wordt de thee geel en bitter leerden we, evenals wanneer je het glas afdekt. Na verloop van tijd werd ons glas met water bijgevuld en konden we proeven, terwijl we van de heilzame werking overtuigd werden. Groene thee is volgens de Chinezen veel gezonder dan zwarte (gefermenteerde, of Engelse) thee. Het is goed voor je spijsvertering, lijn en cholesterolgehalte. Je moet er steeds twee glazen van drinken, bij voorkeur voor het ontbijt. De blaadjes kun je gewoon opeten. De Chinezen zelf zie je de hele dag thee drinken, ze hebben daar speciale glazen potjes met een dekseltje voor bij zich. Zelfs John, die verder zo verwesterd over kwam, had zo'n potje in zijn tas. Een busje thee bleek erg duur, maar je kreeg dan ook echte Drakenbronthee (Longjing) voor je 100 yuan. Een groot gedeelte van de thee van deze plantage wordt door de Chinese regering gebruikt als staatsgeschenk, en vele illustere bezoekers waren ons hier dan ook voorgegaan. Terwijl we langs het West-Meer naar de vertrekplaats van onze rondvaartboot liepen zagen verschillende groepsleden nog een paar vrouwen met afgebonden voetjes, wat blijkbaar behoorlijk shockerend was. Ik liep waarschijnlijk teveel naar de grond te kijken: daar had ik net een grote zoetwater-parel gevonden. Naar Chinese begrippen schijnt dit meer met zijn omgeving het mooist denkbare landschap te zijn. Dat een avondwandeling hier het toppunt van romantiek is bleek volgens de gids ook uit de bankjes: die zijn te breed voor één persoon en te smal voor drie… Het meer ziet er dan ook idyllisch uit, met zijn groene eilanden, bruggetjes en tempeltjes, maar ik sukkelde eerlijk gezegd bijna in slaap tijdens onze overtocht. Dat was natuurlijk ook mede de schuld van het zonnetje en de zachte banken. Het meer op zich is pas in de 4e eeuw na Christus ontstaan door het afdammen van een ondiepe bocht van de Qiantang. Na de vaartocht mochten we gebruik maken van wat ongetwijfeld het chicste toilet van stad was: dat in het Shangrila hotel op de oever van het meer. Interessanter was echter de affiche die in de lobby hing: daarop stond een foto van een enorme vloedgolf en de tekst 'Qian Jiang river tide spectacle. A true natural lunar phenomenon. A once in a lifetime experience. Witness the rising tide spectacle only between Oct 01 and Oct 10.' Meer informatie kon je in het business center halen, waar Thijs een kopie van de affiche kreeg. 's Avonds in het hotel zagen we toevallig een Engelstalige nieuwsuitzending, waarin te zien was hoe de rijen stoeltjes al klaargezet werden langs het water. Dit hadden we liever gezien als het West-meer, zeker toen we nadien lazen dat de vloedgolf, die met springtij als 'tienduizend witte paarden' door de trechtervormige baai van Hangzhou de Qiantang op komt stormen, ruim 8 meter hoogte kan bereiken, en daarmee de grootste van de wereld is. Het verschijnsel zou een derde van het jaar te zien zijn, maar het meest spectaculair zijn in het najaar, wanneer vroeger dan ook de verjaardag van de god van de golven werd gevierd. We konden ons geluk niet op toen we over de sluis reden: er lag net een sleep voor te manoeuvreren die vanuit de Qiantang het Grote Kanaal in wilde schutten (af). Omdat er geen tien scheepjes plus een sleepboot achter elkaar in de sluis pasten werden ze in twee helften verdeeld, die met de hand bij elkaar langszij getrokken werden. Eerst vanaf de remming, en later vanaf de sluismuur, hadden we een goed zicht op de met verschillende soorten zand geladen scheepjes. Ze leken ons, inclusief de sleepboot, eigendom van een rederij: allemaal in dezelfde kleuren geverfd, grijsblauw met roodbruin, en met opeenvolgende nummers. Ieder schip werd bemand door een echtpaar. De mannen droegen zwemvesten, de vrouwen niet. Veiligheidshelmen waren er ook aan boord, maar daar hadden ze 'helmstokken' (scheppen) van gemaakt. Op sommige schepen zagen we kippen en honden rondscharrelen en hier en daar lag het dak vol kachelhoutjes. Op een stuurhutdak stond een bijzonder ankerlichtje, meer 'appellation contrôlée' dan 'S.I.-gekeurd'… Die stuurhut was trouwens ook meteen de woonruimte, een kleine 4 bij 4 meter groot. De schepen waren zo'n 5 bij 25 meter en ongeveer 100 ton groot, hoewel dat laatste moeilijk in te schatten is. Ze waren allemaal rijkelijk voorzien van bolders… en van deuken. De meesten hadden wel autobanden op de kop en of de kont, maar omdat ze tijdens het slepen erg kort op elkaar varen, met kruisdraden (touw of staaldraad), zijn deuken waarschijnlijk niet te vermijden. Op ieder voordek stond een kaapstander en lagen een of twee stok-achtige-ankers. De sluis, in feite een dubbelsluis maar er leek maar een kolk in gebruik, zag er keurig uit, maar hij was dan ook pas in 1987 gebouwd, volgens de geüniformeerde meneer die eens kwam kijken wat al die buitenlanders op zijn sluis kwamen doen. Of zou hij daar inmiddels wel bekend mee zijn? Hij vertelde ook dat de sluis 160 meter lang was en 20 meter breed, maar dan lijkt hij (of de gids) toch de breedte van beide kolken bij elkaar opgeteld te hebben… Na het eten, wat deze keer voor het eerst een beetje aan de krappe kant was, besloten we met een groepje terug te lopen naar het hotel. De winkels waren nog laat open, en vanuit de bus hadden we op de heenweg al een grote boekhandel gezien, de Xinhua bookstore. Daar wilden we eens kijken of ze een boek over bonsaiboompjes en iets over binnenvaart hadden. De belangrijkste afdelingen werden wel in het Engels aangegeven, maar verder konden we alleen op de afbeeldingen voor op de boeken afgaan, en als je boek voor boek uit de kast moet trekken ben je wel even zoet. Dus maar de hulp van een verkoopster ingeroepen. Het woord bonsai werd direct begrepen en ze ging heel behulpzaam bellen. Maar helaas, er bleek niets te zijn, wat later door een rondje langs de plantenboeken bevestigd werd. 'Ship' bleek een wat lastiger woord, maar met behulp van de foto van een schip in de sluis op het schermpje van de digitale camera werd al een hoop duidelijker. Maar dat leverde jammer genoeg ook niets op. De Chinezen vinden een waterlandschap met bootjes en bruggetjes blijkbaar heel schilderachtig, maar niet geschikt om een mooi boek aan te wijden. Echte 'kijkboeken' waren er trouwens, behalve op de kunstafdeling, ook niet te koop, in de meeste boeken stonden zelfs helemaal geen afbeeldingen. In de buurt van het hotel, in de Ping Hai Road, stonden we opeens aan het begin van een grote markt, en deze keer eentje naar mijn hart. Al bij de eerste kraampjes bleek dat ze hier veel leukere spulletjes hadden als op de avondmarkt die we in Wuhan bezocht hadden: sieraden, rode geknoopte en 'jaden' gelukshangers, maar ook inktpotjes en halfvergane inktkussens, stenen zegelstempels, allerlei soorten theepotten, grote penselen, bronzen munten, verkleurde porseleinen rijstkommetjes, glazen en 'ivoren' flesjes, zilverkleurige sigarettenblikjes, bewerkte paneeltjes vol houtworm, ronde brilletjes, fietsbellen, koperen meubelbeslag enzovoort. Doordat verschillende kramen dezelfde spullen verkochten kon je wel raden dat niet alles even oud en echt was, maar het was leuk om tussen deze rommeltjes rond te snuffelen en af te dingen. Als je iets aanwijst typt de verkoper een bedrag in op zijn rekenmachine. Natuurlijk schud je dan 'nee', pakt de rekenmachine en tikt maximaal de helft in. De verkoper kijkt heel moeilijk en laat je dan een bedrag zien wat ongeveer tussen beide getallen in ligt. Dan loop je gedecideerd weg, waarna je het gegarandeerd voor jouw prijs mag kopen! Dat bedrag moet je bij voorkeur wel gepast hebben. Het is niet zo dat je geen of te weinig wisselgeld terugkrijgt, maar vaak proberen ze je eerst nog wat anders aan te smeren om het bedrag vol te maken. Die tactiek kun je natuurlijk zelf ook weer gebruiken als je ergens wel twee exemplaren van wil… Andere kramen verkochten kleding, tassen, zijden prenten envlot geschilderde aquarellen. De rest van de groep waren we al vlug kwijt. Een armbandje, een fijn groen geglazuurd inktpotje met een salamander, een porseleinen stempel die deel uitmaakte van een paar, twee geborduurde zijden tasjes, twee koperen hangsloten, een aquarel met twee vissen en een heleboel ervaringen rijker keerden we terug naar het hotel. Tenminste… was dit nou wel ons hotel? Een glazen draaideur, een portier in een mooi pakje, twee stenen leeuwen, dat klopte allemaal wel, maar de receptie was toch anders dan we ons meenden te herinneren. Maar we hadden inmiddels zoveel hotels gehad die allemaal op elkaar leken en we waren hier 's middags ook maar net een half uurtje geweest, dus toch de kamersleutel maar eens tevoorschijn gehaald om de naam te controleren en inderdaad, we stonden voor het verkeerde hotel. Het onze bleek nog een paar blokken verder te liggen. In de lobby zagen we meteen bekende gezichten: andere groepsleden die naar een massagepraktijk waren geweest. De lokale gids had in de bus zeer enthousiast beschreven wat je daar te wachten stond: 'eerst worden uw voeten een kwartier in kokend water met kruiden ondergedompeld…' Toen we nadien tegen John vertelden wat de Duitse gids letterlijk had gezegd viel hij om van het lachen en vertelde het meteen door tegen de buschauffeur. Hij vond dat de mensen die hierna nog met de gids mee waren gegaan wel heel dapper waren! De massage was hen overigens goed bevallen, behalve hun voeten waren ook hun armen en rug onder handen genomen. |
||