Zaterdag 22 september Bij het betreden van de ontbijtzaal werden we verwelkomd door wat waarschijnlijk een taoïstische godheid moet zijn. Voor dit beeldje met zijn bewegende handen, zoals je bij ons vaak begin december in de etalages ziet, stonden schaaltjes fruit en wierook. Behalve langwerpige, gefrituurde broodjes, die de Chinezen met stokjes in een glas melk sopten, troffen we op het buffet vandaag zalige wentelteefjes en heerlijke geroosterde sesamkoek aan, maar ook zoete croissants gevuld met een reepje smac en kleffe donuts. Koffie bleek weer een probleem: Thijs moest 10 yuan betalen voor een kopje. Toen John dat hoorde beende hij meteen weg waarna de serveerster met een zuur gezicht het geld terug kwam brengen. Maar later in de bus kreeg hij een telefoontje dat zijn organisatie flink had moeten dokken voor die koffieverslindende Hollanders, dus de volgende dag zouden we alleen maar thee krijgen. Omdat we vroeg opgestaan waren hadden we nog even tijd om een wandelingetje te maken voor het excursieprogramma begon. De winkels aan de overkant van de straat boden niet veel bijzonders, tot we bij kraampjes kwamen waar jonge hondjes en katten verkocht werden. En opeens stonden we midden tussen wel heel exotische en vooral nog erg levendige etenswaren: schildpadden, garnalen, alen, vissen, kikkers, krabben, duiven… Verkopers waren druk aan het villen en slachten, de restanten belandden op het trottoir. De markt zette zich voort langs een schuin aflopende helling, die tot onder de winkels leidde waar we net langs gelopen waren. Enerzijds zag ik er een beetje tegenop om deze duistere spelonk binnen te gaan, anderzijds was wat we hier zagen toch wel heel fascinerend… En dus begaven we ons in deze onderwereld vol buitengewone etenswaren. We zagen de verkoopsters hun ontbijt nuttigen boven geglazuurde kruiken vol kruiden en met specerijen afgeladen tafels, stiekem naar ons kijkend en giechelend als we voorbij waren. Mannen boden ons met een big smile lotuszaden te koop aan. Hiermee vergeleken was de overdekte markt in Peking een Albert Hein! In een ijzeren kooi lag een wasbeer-achtig diertje apatisch uitgestrekt, naast een bruin harig varkentje met glanzende kraaloogjes. In een gang paralel aan deze hingen allerlei karkassen. Boven ons zagen we nog een spoortje hemel, maar we moesten al onze aandacht bij de grond houden, want midden door de smalle gang liep een gootje waar een dikke laag drek in lag. Ook de vloer was bedekt met een donkere smurrie en ik bedacht dat ik waarschijnlijk het eind van de dag niet zou halen als ik hier ergens mijn teen zou stoten… Hoewel niemand ons aansprak of ook maar iets deed waardoor we ons bedreigd zouden kunnen voelen, voelde ik me niet helemaal op m'n gemak, we waren te duidelijk twee vreemde eenden in de bijt. Op dat moment was ik graag klein geweest, met donkere haren en een donkere huid, en zonder een grote camera om mijn nek, die waarschijnlijk meer gekost heeft dan deze mensen ooit in hun leven zullen verdienen. Thijs klaagde nadien dat ik zo hard doorliep dat hij geen tijd kreeg om foto's te nemen… Aan de overkant van de straat, in een andere wereld, stond de bus al klaar om ons naar de grootste scheepswerf van Wuhan te brengen. Van de vorige groep had de gids al geleerd dat hij niet 'scheepsbouwfabriek' maar 'werf' moest zeggen. Onderweg vertelde hij dat er een schip voor een Belgische opdrachtgever op de helling stond wat bijna klaar was. Tot onze teleurstelling bleek het echter niet om een binnenvaartschip, maar om een zeeboot van 18000 ton te gaan. In het begin leek het er op dat we bij de bus moesten blijven staan, maar later mochten we toch een rondje maken over het immens grote terrein. Iedereen vond dat het er voor een werf keurig uit zag. Er stond ook nog een groot vaartuig (het was niet helemaal duidelijk of het nu een sleep- of duwboot of ponton was) dat een nieuwe steven had gekregen en net toen we bij de helling kwamen werd er een binnenvaartschip uit het water gehaald. De groepjes arbeiders die langs kwamen bekeken ons belangstellend, ze dachten vast dat we allemaal even een nieuw schip kwamen bestellen. Volgens de gids had deze werf 3000 personeelsleden, die zo'n 1000 yuan (FL 300,-) per maand verdienen, en dat kan oplopen tot 4000 yuan als ze voor een spoedklus moeten overwerken. De Chinezen werken 6 dagen per week van 8 tot 5. Ze hebben per jaar een week vakantie en 3 vrije feestdagen. Onderweg stopte de bus op verzoek van de groep nog een keer langs de dijk, zodat we even naar de Yangtze zouden kunnen gaan kijken. John begon inmiddels te snappen dat we er geen genoeg van konden krijgen om water en schepen te zien, maar bij de lokale gidsen drong dat vaak maar moeizaam door. Deze dijk was na de zware overstromingen van 1998 aangelegd. De gids legde omstandig uit waar de dijk voor diende, niet in de gaten hebbend dat wij ook uit een land van dijken komen. Aan de andere kant van de dijk bleken echter bomen te staan, waaronder het een grote modderpoel was, zodat we nog geen Yangtze zagen. Een stukje verder was echter een kolenoverslag waarlangs we aan het water konden komen. Het werk werd stil gelegd toen we bij de poort stonden: het personeel keek afwachtend naar ons en wij naar hen, niet wetend of we het terrein op mochten. Maar blijkbaar was dat geen probleem, zodat we even naar een roestig coastertje konden gaan kijken dat voor de wal lag. Dwars door kleine woonwijkjes reed de bus vervolgens naar de Gele Kraanvogel-toren. Deze 5 verdiepingen hoge pagode is maar een moderne kopie, het uit de 3e eeuw stammende origineel is in 1884 afgebrand. Terwijl de gids kaartjes ging kopen mocht ik even vlaggendrager zijn. Vanaf de toren hadden we een mooi uitzicht over de Yangtze , die hier 1500 meter breed is, en de twee bruggen. 's Middags hadden we vrij. Ik besloot met een deel van de groep mee te gaan naar het Hubei Provinciaal Museum. Alle objecten in dit museum zijn afkomstig uit een 2400 jaar oud graf van een locale vorst, Markies Yi, wat in 1987 ontdekt is. Het kruisvormige graf bestond uit 5 kamers, waarin behalve de sarcofagen van Yi, zijn 25 vrouwen en zijn hond ook talloze bronzen voorwerpen, lakwerk en muziekinstrumenten zijn aangetroffen, waaronder een 'kamerbreed' klokkenspel. Op een replica van dit klokkenspel werd een concert gegeven. Net om de hoek bevond zich de villa waarin Mao een aantal jaren voor zijn dood heeft gewoond. In 1966 zou de grote roerganger in Wuhan de Yangtze zijn over gezwommen om te laten zien dat hij nog niet afgedaan had. Zijn villa bevindt zich in een parkachtige omgeving, op een soort schiereiland in het Dong-meer. Er om heen liggen een tennisbaan, een zwembad en een wat verwaarloosde Chinese tuin. De villa op zich was vrij sober ingericht, maar vergeleken met het gewone volk leefde Mao als een keizer, vond John. De lokale gids, die wat ouder was, was wat gematigder. Hij was van mening dat 'Herr Mao', zoals hij steeds zei, goede en slechte dingen had gedaan. Hij was de grondlegger van het Nieuwe China, maar de Culturele Revolutie was een grote vergissing. Gelukkig had die maar 10 jaar geduurd. Het enige portret van Mao dat we in China gezien hebben was dat boven de ingang van de verboden Stad. Straatverkopers verkochten overal het Rode Boekje en horloges met afbeeldingen van Mao met een wuivende arm ('Mao-lex'). Nergens in China hadden we het gevoel dat we ons in een communistisch land bevonden. Militairen zagen we nauwelijks en er was ook heel wat minder politie (in uniform) op straat dan in Nederland. We bekeken onder andere Mao's studeerkamer, eetkamer, slaapkamer en vergaderzaal. Daarna bezochten we nog een toeristenwinkel. Het was wel een leuk uitstapje, maar toen ik hoorde wat Thijs allemaal gezien had, kreeg ik toch spijt. Hij was met een collega met een pontje (wat volgens de gids niet mogelijk zou zijn), de Yangtze overgestoken naar de monding van de Han. Daar hadden ze niet alleen een drijvende markt van sampans gezien, maar ook een enorme lappen- en specerijenmarkt, waar de meest vreemde dingen te koop waren, zoals stukken kaneelbast ter grootte van een A4-tje. De Han lijkt hier niet zo groot, maar het is de grootste zijrivier van de Yangtze en nog honderden kilometers boven Wuhan bevaarbaar. Bij de monding van de Dan in de Han, bij Danjiangkou, moet bovendien een bijzondere scheepslift staan. Na het eten, waarbij we weer wat speciaals kregen, een soort opengeklapte gefrituurde vis waarvan we in eerste instantie dachten dat het slang was, bezochten we een avondmarkt. Volgens de gids was het een markt die populair was bij jongeren. Er waren vooral prulletjes te koop, armbandjes, aanstekers, ondergoed (allemaal 'gevulde' bh's) en schoenen, maar het merendeel van de artikelen was ons een beetje te 'gewoon'. Je zag er bijvoorbeeld alleen maar kleding en schrijfwaren met Engelse teksten. Maar het was er gezellig druk. We waren gewaarschuwd op onze portemonnees en wisselgeld te letten, maar niemand maakte iets vervelends mee. John bood iedereen een drankje aan, een soort Sangria die uit een grote bak werd geschept. Ik was er een beetje huiverig voor, maar blijkbaar is er niemand ziek van geworden. In een cafeetje zagen we een stel Chinezen naar een toespraak van Bush op tv kijken, maar toen we ons daarbij aansloten vouwde hij net zijn papiertje op… |
||